
DE HERINNERING
Nog niet zo lang geleden sprak ik een vrouw wiens echtgenoot enkele weken eerder was overleden. Toen ik informeerde hoe de periode na de uitvaart voor haar was geweest, antwoordde ze openhartig. De steun en belangstelling van de mensen om haar heen was hartverwarmend, maar het woord “sterkte” kon ze niet meer horen.
Het moet slijten, zegt de één. Je moet afleiding zoeken roept een ander. We wensen elkaar kracht na een verlies en hopen dat alle herinneringen tot steun zullen zijn. Maar is dat niet een schrale troost? Degene die zo belangrijk voor je is, is er niet meer. Je hoort zijn of haar stem niet meer, je mist de warme aanraking van de hand die je zo graag nog wat langer had vastgehouden. Een herinnering lijkt op die manier niet veel meer te zijn dan een vage, bitterzoete afbeelding van wat je ooit in het echt hebt mogen ervaren. Daar kun je gemakkelijk heel somber van worden, want alles gaat voorbij. Zelfs de mensen, plaatsen en gebeurtenissen die ons met de grootste vreugde vervullen, zullen op enig moment verleden tijd zijn. Ook ons eigen lichaam waarmee we dit alles ervaren. In dat besef wortelt denk ik onze angst om dood te gaan.
Maar heeft de dood echt het laatste woord? En, is er niet een manier om te leren omgaan met die diep pijnlijke ervaring van verlies? Volledige, waterdichte antwoorden heb ik helaas niet. Ook kan ik de pijn van het afscheid niet voor u dragen. Wat ik wel wil proberen, is om samen met u op een andere manier te leren kijken. Naar onszelf, naar anderen en naar de grote beweging tussen geboorte en dood. Anders kijken naar het leven. Ik ga mijn aandacht daarom nu verplaatsen. Niet om de pijn van verlies te negeren of bagatelliseren, maar omdat ik denk dat die ervaring - hoe intens hij ook is - maar de halve waarheid is. Wanneer we op zoek gaan naar de andere helft, verdiepen we niet alleen de kwaliteit van ons leven, maar ontdekken we misschien ook een manier van kijken die ons helpt om de pijn van het loslaten een klein beetje draaglijker te maken.
Om u die andere helft van de waarheid te leren kennen, moet ik gebruikmaken van een metafoor. Niet omdat hetgeen ik met u wil delen vaag of onwerkelijk is, maar omdat ons dagelijkse taalgebruik niet geschikt is om te tonen wat ik u wil laten zien. Vergelijk het met een reis naar een vreemde stad. Als je in één van de straten bent, kun je onmogelijk een indruk krijgen van de stad als geheel. Een plattegrond daarentegen, geeft dat overzicht wel. En hoewel de plattegrond niet hetzelfde is als de stad met al zijn mensen en bezienswaardigheden, zeggen we niet dat de stadskaart flauwekul of een illusie is. Probeert u mijn metafoor daarom te zien als een ladder. Een ladder waarmee we niet alleen kunnen opklimmen om het grotere plaatje te zien, maar ook in onszelf kunnen afdalen om onze ervaring van het leven te verdiepen. Dát is ook een vorm van “herinnering”. Her-innering. We gaan terug naar binnen. En dat doen we met een vraag:
Wie ben ik toch?
Dat vraag ik me de laatste tijd vaak af.
Wie is het die zo naarstig zoekt,
hier tussen wieg en graf?
Wie ben ik? Als we die vraag proberen te beantwoorden, denken we meestal aan hele tastbare zaken. Ons lichaam en alle ervaringen die het via handen, ogen, oren, neus en mond mogelijk maakt. We denken dat we een partner zijn, ouder, vriend of collega en ook alles en iedereen om ons heen die we waardevol vinden, maakt ons tot wie we denken te zijn.
Alles wat ons met vreugde vervult, wat kleur en inhoud geeft aan ons leven, is voortdurend in beweging. Het komt en het gaat. De gesprekken die we samen voeren, de dingen die we ondernemen, de warmte van de aanrakingen die we delen met elkaar. Nu introduceer ik de metafoor waarmee ik wil proberen te beschrijven wat moeilijk in woorden te vatten is. Stelt u zich uw leven eens voor als een film waar u naar kijkt. Een lange serie bewegende beelden na elkaar. Hoewel de hedendaagse filmtechniek beperkt is tot beeld en geluid, gaan we er even vanuit dat de film in ons voorbeeld ook geuren, smaken en aanrakingen bevat.
Elke beweging in onze levensfilm heeft een begin, bereikt op enig moment een hoogtepunt en verdwijnt dan weer. Zo gaat het met alles in het leven. Wanneer we treuren om iemand die we los moesten laten, zijn we eigenlijk verdrietig omdat de bewegingen waar we zo van zijn gaan houden, verdwenen zijn. Dat verdwijnen ervaren we als een diep pijnlijk gemis. Maar is de vergankelijke beweging het enige dat er is?
Ik denk dat ieder van u wel vertrouwd is met de ervaring die je hebt wanneer je in de trein zit op het perron. Naast je staat een andere trein en opeens begint die te bewegen. Eventjes zijn we in de war omdat we niet weten of onze trein begint te rijden of toch die andere. Maar waarom vertel ik u dit eigenlijk?
Wanneer je het voorbeeld goed tot jezelf laat doordringen, kom je tot de conclusie dat verandering alleen maar kan worden ervaren als er een verschil is tussen iets dat beweegt en iets dat stilstaat. In het dagelijks leven zien we overal verandering om ons heen. De bomen die bladeren krijgen, verkleuren en weer op de grond vallen. Ons lichaam dat begint met zacht babyspek, dan groot en stevig wordt, om uiteindelijk te gaan hangen en rimpelen.
Maar wanneer we alles om ons heen zien veranderen en het klopt wat ik zojuist heb beweerd over de beweging, dan moet er in onszelf iets zijn dat niet verandert. Het bestaan van dat “onveranderlijke” is niet iets dat je blind moet geloven of moet aannemen omdat ik zeg dat het zo is. Het is iets dat je kunt ontdekken door eigen ervaring. Door nieuwsgierig te zijn naar jezelf.
Ik wil u vragen om uw ogen voor een moment te sluiten en helemaal stil te worden van binnen. … Misschien komen er gedachten of gevoelens bij u op. Dat mag. Laat ze dan gewoon weer los. … Ook al is het maar eventjes, op momenten ervaart u deze volledige stilte en leegte in u zelf. Laat in uw gedachten nu eens het beeld voorbijkomen zoals u was als kind. Probeert u zich eens voor te stellen hoe u er uitzag toen u een jaar of 10 was. En probeert u zich ook eens te herinneren wat u als 10-jarige leuk of belangrijk vond. ...
Goed. Vergelijkt u dat beeld nu eens met de persoon die u nu bent. Waarschijnlijk stelt u vast dat er nog maar heel weinig over is van die 10-jarige. U ziet er inmiddels anders uit en u staat ook niet meer op dezelfde manier in het leven. En toch, toch zult u als u deze oefening thuis in alle stilte nog eens herhaalt, vaststellen dat er iets in u is dat door al die jaren heen onveranderd is gebleven. Iets dat nog precies zo is als toen u als 10-jarige spelend door het leven ging. Toon Hermans heeft deze ervaring mooi beschreven in een gedicht:
´Ik leef´, zei ik, ´ik leef´
en ik hoorde dat ik het zei.
Maar plots´ling dacht ik: ‘Nee niet ik
maar er leeft ‘iets’ in mij...’
Het is dat wonderbaarlijke ‘iets’
dat zorgt dat ik besta
en ik? Nou ja, ik ben er wel
maar ach… ik kom en ga
want als mijn ‘tikje’ niet meer slaat
dan staat mijn ‘ikje’ stop.
Maar het grote ‘iets’ dat blijft en blijft
het ‘iets’ dat houdt niet op
En of ik zing of fluit of fiets
rechtop zit in mijn bed
Ik voel vanbinnen steeds dat ‘iets’
mij in beweging zet.
Dat “iets” waar Toon Hermans over spreekt, is degene die het leven ervaart. Het leven in de vorm van indrukken die van buiten lijken te komen. Andere mensen en gebeurtenissen, maar ook de indrukken in onszelf: onze gedachten en emoties. Datgene in ons wat alles waarneemt is niet je lichaam, want dat verandert zelf ook voortdurend. Denkt u nog even terug aan de twee treinen. Om verandering te kunnen ervaren, om het leven te beleven, moet er een verschil zijn tussen dat wat verandert en dat wat stilstaat.
Alles lijkt erop dat we dat lichaam zijn dat kijkt, voelt, hoort, ruikt en proeft. Maar als het klopt wat we zojuist ontdekt hebben en er in ons iets is dat niet verandert, dan ben ik niet dat lichaam, maar degene die denkt dat hij een lichaam is. Ik begrijp dat dit misschien heel ongewoon klinkt, maar het is iets dat je zelf kunt controleren. Want hoe intens de ervaringen in jouw levensfilm ook zijn, je kunt door jezelf te her-inneren, steeds weer ontdekken dat jij eigenlijk geen personage in de film bent, maar degene die naar de film kijkt. De meeste tijd slapen we echter en denken we dat we de hoofdpersoon van het verhaal zijn. Dat is ook zo, maar tegelijkertijd zijn we nog zo veel meer.
Laten we er nu eens vanuit gaan dat onze film wordt afgespeeld met behulp van een oude filmprojector. Voor degenen die het niet meer weten, dat was heel simpel gezegd een lamp met een filmstrip ervoor. Die strip bestond uit een reeks stilstaande beelden en als je die stilstaande beelden snel genoeg voorbij laat komen, heb je het idee dat je naar beweging kijkt. U hebt dat vroeger als kind misschien wel eens geprobeerd door op een aantal papiertjes een mannetje te tekenen. Op het eerste plaatje heeft het mannetje beide benen naast elkaar. Op het tweede plaatje zet hij zijn rechterbeen voor, op het derde plaatje zijn linkerbeen, dan weer het rechterbeen, enzovoorts. Als je genoeg van die plaatjes tekent en dan snel met je duim door het stapeltje bladert, lijkt het alsof het mannetje loopt.
Nu is er iets raars aan de hand. U hebt allemaal een uniek leven, vol unieke ervaringen. In dat opzicht verschillen we als mensen van elkaar. Maar zoals we eerder hebben ontdekt, is er in ieder van ons ook iets dat nooit verandert. Dat is het licht van onze filmprojector. Het is wit, eigenschapsloos licht dat onveranderlijk schijnt. Een groot contrast met de voortdurend bewegende en veranderende kleuren van onze film.
Hoewel niemand het denk ik ooit heeft uitgeprobeerd, kun je met één filmprojector meerdere films tegelijk afspelen. Als de lamp maar groot genoeg is, kun je er gemakkelijk meerdere filmstrips voor laten bewegen. Probeert u zich dat eens voor te stellen. Uw eigen levensfilm met al zijn scenes, dan de film van uw partner en kinderen, uw ouders, uw vrienden. Ieder van hen op zijn of haar eigen film gefocust. We zijn blij als in die film aangename dingen gebeuren en we treuren als één van onze medespelers voorgoed moet gaan. Maar achter al die schouwspelen vol euforie en drama bevindt zich iets dat voor ieder van ons hetzelfde is, maar waar we ons maar zelden van bewust zijn: dat ene licht dat alle films tot leven brengt.
Ook al zullen veel mensen in het dagelijks leven aan de buitenkant vreemden voor u zijn, van binnen bent u allemaal met elkaar verbonden. Dat mysterie zijn we nu op het spoor gekomen. Achter de grote golfbeweging van vreugde en verdriet gaat één licht schuil. Dat ene licht in u zelf, in alle mensen om u heen en ook in de mensen die overleden zijn. Dat licht zal nooit doven. Als u die gedachte in uzelf toelaat in tijden van diep verdriet, dan zal er vroeg of laat iets in u gebeuren. Dan opent zich binnenin u zelf een ruimte waarin het leven een nieuwe betekenis kan krijgen.
Als we bereid zijn om ons open te stellen voor de ideeën die ik kort heb aangestipt, zal de tastbare, alledaagse wereld niet ophouden te bestaan. Die wereld blijft het kleurrijke canvas waarop onze levens zich afspelen. De wereld waarin we lachen en huilen, verlangen en moeten missen, vasthouden en weer laten gaan. Geniet van die wereld, maar creëer ook tijd, ruimte en aandacht voor het verdriet als je afscheid nemen moet. Wanneer we ons verdriet kunnen verbinden met de vraag wie we zijn als mens, dan kan de verwondering een bron van schoonheid, troost en nieuwe levenslust worden. Al dat en nog veel meer wens ik u toe, samen met alle mensen die u dierbaar zijn.