LOSLATEN 

Enkele jaren geleden was het ondenkbare gebeurd. Toen de buikpijn maar niet over wilde gaan, had Fleur toch maar besloten een bezoekje aan de huisarts te brengen. Die vertrouwde het niet en stuurde haar meteen door naar het ziekenhuis voor een onderzoek. Nog geen week later stapten Fleur en Bart om klokslag 10 uur bij de oncoloog naar binnen om de resultaten van de scan te bespreken. Maandag 1 mei. Die dag was ruw in Barts geheugen gekrast.  Toen dokter Wiersma begon te spreken werd alles in een waas gehuld. De diagnose was vernietigend. Fleur had een agressieve vorm van kanker. De ziekte was al in een vergevorderd stadium en opereren ging niet meer. De arts legde de opties op tafel en keek Fleur en Bart vragend aan. De leegte en vertwijfeling waren ook op zijn gezicht te lezen.

 

Het verstand was offline, het hart gebroken. Een jonge vrouw in de bloei van haar leven. Met Bart een geweldige man aan haar zijde, een fijne familie, een goede baan, een mooi huis en de stille wens om vóór haar 30e moeder te worden. En toen, toen stortte de wereld in. Het was ongelooflijk hoe dapper Fleur het afschuwelijke nieuws gedragen had. Ze was vastberaden om te vechten. Voor haar en Bart, voor iedereen van wie ze hield en voor het leven dat haar zo dierbaar was.

 

De steun van familie, vrienden en bekenden was overweldigend geweest. Zo veel lieve mensen die op allerlei manieren hun hart hadden geopend en hadden geholpen waar het maar kon. Het huis stond vol met bloemen en door de kamer hingen linten met vele, vele kaarten. Hannie, hun lieve buurvrouw bracht regelmatig wat lekkers te eten langs als Fleur en Bart lange dagen in het ziekenhuis maakten.

 

Een week na het slechte nieuws startte de chemobehandeling en ging Fleur in overlevingsstand. Zo veel van waar we doorgaans waarde aan hechten en ons druk om maken, viel opeens weg. Fleur gooide alle ballast overboord en vond kracht in de stilte. Ze mediteerde graag en elke dag trok ze zich terug in het kamertje bovenaan de trap. De kleine vierkante ruimte straalde rust en eenvoud uit. De muren in zacht pastel, een paar kussens op de grond en een raam dat uitzicht bood op de mooie tuin. Verder niks.

 

Nog geen half jaar later stond Bart samen met zijn vader in diezelfde kamer. Het was er oorverdovend stil. Zo onwerkelijk. Zo oneerlijk. Haar geest was sterker dan ooit geweest, maar haar lichaam was op. Helemaal op. “Het kan toch niet pap. Zeg me dat het niet waar is.” Bart begon te huilen en zakte door zijn knieën op de grond; zijn hoofd begraven in zijn handen. Hans knielde en sloeg de armen om zijn zoon heen. Twee dagen geleden zaten ze nog in de aula van het uitvaartcentrum. De hele dag was overweldigend geweest; als in een roes voorbij gevlogen. Ondraaglijk zwaar, maar ook zo hartverwarmend. Naast familie, vrienden en collega's waren er ongelofelijk veel mensen uit het dorp gekomen om hun steun te betuigen: de zee van mensen op de begraafplaats leek eindeloos te zijn.

 

Bart stond weer op, vloekte, sloeg met zijn vuisten tegen de muur en zakte toen opnieuw huilend op de grond. “Ik kan niet meer pap. Ik kan niet meer”. Hans knielde achter zijn zoon en sloeg zijn armen weer om hem heen. “Ik weet het jongen. Het is ook niet te begrijpen, maar je bent niet alleen. Vergeet dat nooit”.

 

Het was ontzettend zwaar geweest, maar Bart had het ook heel fijn gevonden om na de uitvaart samen met zijn vader in Fleurs kamer te zijn. Voordat ze die dag afscheid van elkaar namen, vroeg hij hem of ze dit niet elke week konden doen. Even samen stil zijn op de plek waar Fleur kracht en troost had gevonden. Hans kende maar al te goed de pijn waar zijn zoon nu doorheen ging en beloofde hem er altijd voor hem te zijn.

 

“Hoe heb jij dat gedaan pap? Hoe ben jij verder gegaan toen mam overleed?” Het was nu bijna 25 jaar geleden, en hoewel Bart destijds te jong was om zich er veel van te kunnen herinneren, spookten de flarden van die boze droom nog altijd door zijn hoofd. Zijn moeder was destijds onderweg geweest om hem van school te halen, maar kwam daar nooit aan. Ze werd geschept door een automobilist. Hans keek uit het raam en sprak zacht: “Kleine stapjes jongen. Je kunt niet vechten tegen de tijd, je kunt je alleen maar laten drijven als op de golven in de zee”.

 

In de weken en maanden die volgden, kwamen Bart en zijn vader elke zaterdag bij elkaar. Het werd een vast ritueel. Nadat ze koffie hadden gedronken en over de dagelijkse dingen hadden gepraat, gingen ze in stilte de trap op om met z’n tweeën een uurtje in Fleurs kamer te zijn. De kamer was nog precies zoals Fleur hem achter had gelaten. Het rook er zelfs nog naar de wierook die ze altijd brandde wanneer ze de stilte opzocht. De eerste weken spraken beide mannen nauwelijks en was het voldoende om gewoon samen te zijn. Ieder met zijn eigen gedachten en gevoelens en een arm om elkaar heen.

 

De tijd nam zijn loop en de eerste kerst zonder Fleur ging voorbij. Toen de sneeuwklokjes de nieuwe lente aankondigden, voelde Bart een kleine beweging in zijn hart. Bij het volgende samenzijn vroeg hij aan zijn vader: “Pap wil je me helpen? Ik wil van deze kamer een plek maken waar ik Fleur kan herdenken. Een plek waar ik met jou, maar ook alleen kan zijn met alle herinneringen die ik met Fleur heb gemaakt. Wil je me helpen om haar vast te houden? Ik ben zo bang dat ik anders op een dag alle mooie momenten met haar vergeten ben. Haar lach, haar stem, haar hele levenslust”. Hans knikte en wreef de tranen van zijn wangen. “Natuurlijk jongen, natuurlijk gaan we dat doen. En wat fijn dat ik je daarbij mag helpen”. Zoals er tijdens een zware regenbui soms een regenboog te zien is aan de hemel, had het vreselijke verlies van Fleur de band tussen vader en zoon alleen nog maar sterker gemaakt. Bart pakte zijn vader stevig vast en samen trokken ze de deur van Fleurs kamer achter zich dicht.

 

De volgende zaterdag zaten Bart en zijn vader samen op de grond. Omringd met uitpuilende dozen en stapels vol papieren. Brieven uit de tijd dat Bart en Fleur elkaar hadden leren kennen, foto's van hun prachtige vakanties, vele printjes met lieve Whatsappberichtjes die ze elkaar door de dag heen hadden gestuurd. Zwijgzaam gingen ze door de stapels met herinneringen en wezen elkaar op de dierbare momenten die ze in hun handen hielden. Bart spande rijen met touwtjes langs de muren en samen met zijn vader hing hij elke foto, elke herinnering met een wasknijper op. Tranen van geluk en tranen van verdriet,hingen naast elkaar te drogen.

 

In de zaterdagen die volgenden, maakte de stilte steeds vaker plaats voor een gesprek. “Kijk eens pap, weet je nog...” of “Bart, Ik weet nog precies wanneer die foto is gemaakt”. Het gaf Bart steun om elke dag de kleine kamer binnen te gaan en te kijken of de foto's en brieven nog recht hingen en hij sloeg geen dag over om zich in gevoel en gedachten met Fleur te verbinden. Hoewel hij inmiddels weer mondjesmaat begonnen was te werken en af toe met een goede vriend afsprak, keerde Bart zich steeds meer naar binnen. Hij was er altijd graag op uit gegaan en leidde een actief leven, maar zonder Fleur scheen de zon niet meer. De wereld van sporten, uitgaan en leuke dingen doen had plaatsgemaakt voor een wereld van stilleven die hij dagelijks koesterde in het kleine kamertje boven aan de trap. Ook Hans viel het op dat zijn zoon zich steeds meer terugtrok achter de muur van zijn gemoed. Maar hij kende het onherbergzame terrein van het gebroken hart maar al te goed en hoe graag hij Bart ook wilde helpen, hij wist dat alles zijn tijd heeft en hij niet meer kon doen dan er alleen maar te zijn.  

 

Bart bracht vele uren in Fleurs kamer door en naast ontelbare herinneringen zag hij buiten ook de seizoenen aan zich voorbijtrekken. De foto's en kaarten tegenover het raam begonnen langzaam wat te verkleuren. De zon had ze drie zomers lang trots in het licht gezet, maar na elke zomerdag had zij ook iets van hun kleur en sprankeling weggenomen. Het stemde Bart somber. Hij probeerde Fleur op alle mogelijke manieren bij zich te houden en nu werd zijn herinnering toch nog vervaagd.

 

Bart had veel steun gehad aan zijn vader en de wekelijkse momenten samen in Fleurs kamer hadden hem goed gedaan. Maar het intensieve contact in de eerste jaren na haar overlijden had plaats gemaakt voor af en toe een belletje en soms nog een snelle kop koffie samen. Vandaag zou zijn vader na lange tijd weer langskomen. Hans maakte zich zorgen om zijn zoon en zag er naar uit om hem weer te spreken. Toen Bart aan de keukentafel de koffie had ingeschonken, doorbrak Hans de stilte. “Jongen, ik vind het zo ontzettend knap hoe je het leven weer op probeert te pakken, maar ik zie ook hoe moeilijk je het hebt. Laat me je helpen om weer een stapje verder te gaan, net als toen we samen alle herinneringen aan Fleur hebben opgehangen”. Bart slikte, maar knikte daarna instemmend. Terwijl hij voor zichzelf nog een kop koffie inschonk, ging Hans de trap op naar boven.

 

Een minuut of tien later kwam hij weer naar beneden en nodigde Bart uit om hem mee naar Fleurs kamer te volgen. Toen ze samen voor de gesloten deur stonden, voelde Bart twee handen op zijn schouders. “Kom maar jongen, ik ben bij je”. Toen Bart zijn blik langs de muren liet glijden stokte zijn adem. Waar hij ook keek, overal zag hij tussen de herinneringen aan Fleur afbeeldingen en teksten hangen die hij niet kende. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat het rouwkaarten, overlijdensadvertenties en gedachteniskaartjes waren. Bart hoorde zichzelf halfluid de namen noemen van mensen die hij nog nooit had ontmoet: “Peter Janssen, Mariet van Gerwen, Piet Grootenboer”. Hij keek zijn vader ontzet en vragend aan. “Pap, wat heb ik met die mensen te maken? Wat is hier de bedoeling van? Deze kamer is voor Fleur bedoeld. Kun je je voorstellen dat ik het pijnlijk vind om hier al deze wildvreemde mensen tegen te komen?”

 

Hans keek zijn zoon aan en was een moment stil om zijn begrip te tonen. “Ik kan me zeker voorstellen hoe jij je voelt, maar ga eens diep naar binnen Bart. Zijn deze mensen echt vreemden voor je? Denk je niet dat ze door hun familie en vrienden net zo zeer geliefd en gemist worden als Fleur door jou? Toen mama overleed, sloot ik me net als jij op en wilde ik alleen zijn met mijn verdriet. Er was niemand die kon begrijpen hoeveel pijn ik had en wat de diepte was van mijn gemis. Ik vond de woorden niet voor wat ik zelf voelde en voor het verdriet van anderen had ik al helemaal geen plaats. Althans, dat dacht ik. Dat veranderde toen een goede vriend van me plotseling een dochter verloor. Ik kreeg een uitnodiging voor de uitvaart en hoewel het me heel veel moeite kostte, ben ik toch gegaan. Het was confronterend om weer in het uitvaartcentrum te zijn, maar ik ontdekte dat we er in moeilijke tijden voor elkaar kunnen zijn en er ook voor elkaar moeten zijn”.

 

Nadat zijn vader die woorden gesproken had, wilde Bart alleen zijn. Hier was hij niet op voorbereid, maar ondanks de grote shock was hij niet boos. Ze omhelsden elkaar en namen afscheid . Nog nooit eerder in de voorbije jaren had Bart zoveel moeite gehad om Fleurs kamer binnen te gaan als toen die dag. De eerste weken voelde het alsof hij haar verraden had door de vreemde kaarten en advertenties tussen de herinneringen aan haar te laten hangen. Maar met elke dag die voorbijging, groeide ook de rust en het vertrouwen in hemzelf. Tot zijn eigen verbazing stelde Bart vast dat hij nieuwsgierig werd naar de mensen achter de namen die in de kleine kamer hingen en met dat gevoel groeide langzaam ook de behoefte om zich weer open te stellen voor de mensen om hem heen.

 

Dat jaar vierde hij kerst samen met zijn vader en zijn zus en hoewel Fleurs plek pijnlijk leeg bleef, werd het een heel fijn samenzijn, met een lach en met een traan. Het nieuwe jaar brak aan en net als enkele jaren eerder, brachten de sneeuwklokjes beweging met zich mee. Bart voelde het in zijn hart. Zoals hij al zo vaak had gedaan, ging hij naar Fleurs kamer, maar dit keer keek hij niet naar de foto's. Met gesloten ogen nam hij plaats op de kussens en mediteerde over wat de stem hem diep van binnen wilde zeggen. Opeens wist hij het. Bart pakte de telefoon en belde zijn vader. Hij was klaar voor de volgende stap. Zaterdag zouden ze elkaar weer zien.

 

“Weet je het zeker jongen?” vroeg Hans toen hij met zijn zoon achter een kop koffie zat. “Ja pap, ik ben klaar om weer wat verder te gaan. Wil jij me alsjeblieft de weg wijzen, zoals je steeds hebt gedaan?”. Ze gingen samen naar boven en nadat ze de drempel van Fleurs kamer waren overgestapt, nam Hans het woord. ‘Vertrouw me jongen, dan denk ik dat je zult begrijpen wat ik je zeggen wil”. Hij gaf zijn zoon een lege doos en vroeg hem om samen alle foto's en herinneringen op te bergen. Bart voelde even een vlaag van verzet door zich heengaan, maar volgde toen zijn vaders uitnodiging. Na tien minuten was de kamer net zo leeg als toen Fleur er naar rust had gezocht in de weken voor haar dood. “Dit was de eerste stap” sprak Hans tot zijn zoon en liep de kamer uit. Een ogenblik later kwam hij terug met een zuil die hij midden in de kamer plaatste. Daar bovenop zette hij een glazen kubus met een kaars.

 

“Doe je ogen maar eens dicht” zei hij tegen Bart en denk aan alle herinneringen die je de afgelopen jaren hier op deze plek gekoesterd hebt. Toen Bart zijn ogen sloot, hoorde hij het geluid van een aansteker. Hij voelde hoe zijn vader hem vastpakte en voorzichtig naar voren bewoog. “Zak maar door je knieën en zeg me dan wat je ziet”. Toen Bart zijn ogen opende, zag hij voor zich een zee van lichtjes en van welke kant hij ook naar de kubus keek, de vlammetjes leken zich eindeloos uit te strekken tot aan de horizon waar ze steeds meer vervaagden.

 

“Bart, vandaag wil ik iets met je delen waar eigenlijk geen woorden voor zijn. Het is iets dat ieder mens alleen zelf kan ervaren op zijn reis door het leven. Een reis met pieken en dalen. Een reis met lange etappes waarin onze aandacht naar buiten is gericht op de mensen, dingen en situaties op ons pad, maar ook met etappes waarin het leven van ons vraagt om naar binnen te gaan. Wie ben ik echt? En wat is de zin van mijn bestaan. Dat lijken nu misschien abstracte vragen, maar geen mens die het leven liefheeft en weer moet loslaten ontkomt eraan zichzelf deze vragen te stellen. Doorgaans zijn we in ons leven gevangen in een toestand waarin alles komt en gaat en waarin alles om ons heen op afstand staat. Ik ben hier, jij bent daar en jij bent niet ik. In deze toestand ervaren we verlangen en gemis en lijken we steeds gescheiden te zijn van de mensen om ons heen. Maar ik wil een diep weten met je delen Bart”,  en hij pakte zijn zoons hand. “Sta eens op. Op de dag dat je in jezelf kunt ervaren wat je ziet als je hier van bovenaf op de kaars kijkt, zul je weten dat je nooit echt iets kunt verliezen. Want al die vlammetjes die je hier zojuist nog eindeloos voor je zag en die aan de horizon vervagen, komen voort uit dat ene licht dat nooit dooft en stil en krachtig in het midden staat. Wij zijn allemaal één...”