
WAARHEID
Geen klok die toont hoe laat het is, zonder besef van “tijd”.
Geen rechter die een oordeel velt zonder “verantwoordelijkheid”.
Geen moeite voor een ander zonder diep gevoel voor “gunst”.
Geen schilder die een doek verft zonder opvatting van “kunst”.
In elk van deze zinnen staat een grondleggend begrip,
dat als basis dient voor al ons doen en laten.
Het blijft dikwijls impliciet, maar ook al zeggen we het niet, toch stuurt
het heel ons handelen en praten.
Hetzelfde fenomeen, zien we overal om ons heen,
waar mensen van iets zeggen dat het “waar” is.
Meestal voert het tot een strijd en is niemand echt bereid,
om te zeggen: “Weet je wat? Ik had het mis!”.
De trotse blik die graag fixeert, wat het dogmatisch heeft geleerd,
weigert vaak pas op de plaats te maken,
en komt helaas slechts zelden, bij hen die blind kritiek vergelden,
de onbewuste opvatting van “waarheid” zelf ter sprake.
Over wat nu eigenlijk “waarheid” is, zijn de meningen verdeeld,
in de kringen van de heren professoren.
En wat misschien nog erger is: dat wijsheid hol klinkt in een nis,
uit grote monden met dovemansoren.
Maar kom, wie zonder zonde is,
werpe de eerste steen, genoeg met al die hooghartige verzen.
Laat ons zien eens wat we vinden, aan kleurrijk inzicht om ons heen,
dat helpt brak geesteswater te verversen.
Een eerste poging om te duiden wat nu “waarheid” is,
draait om het begrip “correspondentie”.
Stemt woord en ding nu overeen, wijst taal dwars door de ruimte heen,
dan vinden we van waarheid haar essentie.
Een uitspraak geldt als “waar”, wanneer zij spiegelt één op één,
een met zintuigen toetsbare stand van zaken.
Wat op zich aannemelijk klinkt, ook heel wat onderzoeken linkt,
maar waarmee je ook in problemen kunt geraken.
Want toetsen kun je slechts datgene wat zich waar laat nemen,
wat moeilijk wordt wanneer een zaak zich aan het oog onttrekt.
Met “natuurwet”, “liefde” en “atoom” kom je snel in de penarie,
aangezien het blote oog tekortschiet voor een dergelijk object.
Een uitspraak die betrekking heeft op wat het oog niet meer kan zien,
zelfs niet met een listig intrument,
wordt verbonden aan beweringen die wel nog toetsbaar zijn,
tot een vlechtwerk dat uitblinkt als zijnde coherent.
Met een dergelijk postulaat: dat een ding enkel bestaat,
op grond van samenhang met wat men aanneemt,
Wordt “waarheid” een construct, waarmee wetenschap ook lukt,
zolang je niet betreurt dat het de wereld van je neemt.
Het offer dat ik brengen moet voor de coherentietheorie,
is dat waarheid los gaat raken van de wereld die ik zie.
Want wat telt is slechts de samenhang van zinnen onderling,
wat ook heel goed lukken kan zonder aandacht voor het ding.
Maar een wetenschap die woekert zonder input van de zinnen,
is als een schilder vóór een doek die niet weet waar te beginnen.
Concepten spoken door zijn hoofd, verstrengeld vormeloos,
terwijl zijn model staat kou te kleumen in verwachting ademloos.
Om nu te voorkomen dit pijnlijk dwaze tafereel,
springt uit de coulissen de pragmatist op het toneel.
“Waarheid is...” zegt hij gortdroog, een zaak die je snel merkt,
een uitspraak is pas “waar” als hij echt in de wereld werkt.
Of een elektron “echt” bestaat of in onderzoek goed past,
doet niet echt terzake zolang dat werkt de meterkast.
Elke uitspraak, elk concept, is zo gezien dus een recept,
maar: the proof of the pudding still is in the eating!
Zo passeerde de revue, 3 maal “waarheid” in tenue,
steeds gezien vanuit een nieuw gezichtspunt.
Aan u de keus, zeer ambitieus, te kiezen waarmee u nu goed vooruit kunt.
Maar wáárom zou ik kiezen voor slechts één van deze visies,
waarmee ik dan de rest naar het rijk der fabelen verban,
wanneer ik toch door fusie een gezichtspunt kan bedenken,
van waaruit ik vérder, díeper, méér omvattend kijken kan!