AFSCHEID 

 

Het begon al donker te worden in het grote bos. Nog even en alles was in diepe rust. Maar wacht, wat was dat? Onder de eikenboom zat eekhoorn te huilen. Hij snikte zo hard, dat uil er wakker van werd. Uil spreidde zijn vleugels en vloog naar de voet van de boom. “Wat is er aan de hand?” vroeg hij. “Ach uil”, snikte eekhoorn, “De zon is weg”. En opnieuw barstte hij in tranen uit. Uil sloeg zijn vleugel om eekhoorn heen en probeerde hem te troosten.

 

“Weet je, uil” zei de eekhoorn”, “de zon gaf het bos duizend verschillende kleuren en verwarmde iedereen met zijn gouden licht. Nu is hij weg en is alles grijs en koud.” Eekhoorn begon weer te snikken. Uil dacht na. “Weet je zeker dat de zon weg is?” vroeg hij na een tijdje. “Ja”, zei eekhoorn. “Ik zat boven in de boom te kijken. De lucht werd eerst oranje en toen donkerrood. De zon zakte steeds dieper en dieper en verdween toen achter de bergen. En nu is hij weg”. Eekhoorn was ontroostbaar. Uil gaf de pluizige pluimstaart een aai over zijn bol en dacht diep na.

 

“Kom maar eens mee” zei hij opeens. “Klim maar op mijn rug”. Eekhoorn keek hem verbaasd aan, twijfelde even, maar deed toen toch maar wat de uil hem had gevraagd. “Hou je goed vast aan mijn veren” zei uil. “En sla je staart om je heen als een sjaal, want het zal koud zijn daarboven”. Voordat eekhoorn het wist, suisden ze over de bomen. Hoger en hoger droegen de vleugels hen. Door de wolken, over de toppen van de bergen, in de diepe nacht.

 

“Kijk”, zei  uil na een tijdje, “zie je dat?” en hij wees met zijn snavel in de verte. Eekhoorn keek naar het zacht zilveren licht dat gebogen aan de hemel stond. “Wat is dat?”, vroeg hij. “Dat is de maan” zei uil. “De maan?”. “Ja, de zon is nu gaan slapen, op een plek hier ver vandaan. Maar om jou en alle dieren van het bos te laten weten dat hij aan jullie denkt, heeft hij een beetje van zijn licht aan de maan gegeven. Zo is hij altijd bij ons, ook als we hem niet meer kunnen zien.” Eekhoorn werd er stil van en keek ademloos naar het zilveren licht dat de wacht hield over het bos. Hij miste de warmte van de zon, maar de maan veranderde zijn tranen in edelstenen.

 

Die nacht had eekhoorn geleerd wat afscheid nemen is. Afscheid nemen betekent dat iets ver weg is, maar toch ook heel dichtbij. Dat je ogen het niet meer kunnen vinden, maar je hart het nog steeds voelt.