NOSTALGIE

 

Op een lenteavond, zo rond de klok van negen,

roept de merel in de dakgoot nostalgie,

komt de geur van regendruppels me weer tegen,

waarvan ik oudbekende sporen nu weer zie.

 

Hemeltranen op de mosdoorkruiste stoepen,

rond het huis dat ik als kind zo vaak verliet,

om in de tuin bij berk en vlinderstruik te dromen,

en dingen zag die een volwassen man niet ziet.

 

Het huis dat nu een facelift heeft gekregen,

en al jaren andere mensen warmte biedt,

maar waar ik toch nog graag steeds langs mag komen,

op doorreis naar de vrouw die het verliet.

 

Want mama, al ben ik zonder pen niet van veel woorden,

je moet weten dat ik heel veel van je hou,

Je gaf ons alles en zonder dat we wisten,

van het offer dat je brengen moest als vrouw.