
ONTWAAKT
Als mist opstijgt uit zacht ontwaakte dalen,
een vlucht zwanen zwijgzaam neerstrijkt op het ven,
slaat het bos haar bundel dicht met nachtverhalen,
en deelt de gaai haar krassend mee dat ik er ben.
Heet de zon me vriendelijk welkom met haar stralen,
die goudgeboren vallen door het loof,
op sterremos dat dromend ligt te pralen,
met parels van wederzijds geloof.
Want de hemel geeft zich over aan de aarde,
daalt neer met zijdezachte waterval,
schenkt haar zo de grootste van haar waarden,
opdat de aarde leven geven zal.
Als bos en veld gul naar de hemel reiken,
met hun kleurrijk loofgekroonde eerbetoon,
laat de hemel haar witwollen voorhang wijken,
en lacht de Vorst op zijn azuurbeklede troon.