
OP TWEE WEGEN
Vlijmscherp knaagt in mij de honger,
die door maanverlichte bossen jaagt.
Begerig, speels en zonder grenzen,
is hoe hij zoekt en wat hij vraagt.
Trek aan, stoot af, jaag op, ontsnap!
verleid, speel mee, dring binnen!
Geef me over, wil ontvangen,
wederkerig rauw verlangen!
Ook huist in mij een andere kracht,
hoog in de torenkamer van mijn geest.
Zoekt de sleutel tot de schepping
op andere wegen dan het beest.
Discipline, concentratie,
zonder spoor van zinnelijkheid.
Bij kaarslicht aan een eiken tafel,
stil verzet tegen vergankelijkheid.