
SCHEPPING
Het eerste boek der Bijbel, start in oertaal met de “B”.
Dit teken draagt nu naast zijn klank, de cijferwaarde “2”.
De “2” die staat voor “tegenstelling”, “breuk”, “dualiteit”,
want voor Schepping moet zich delen dat wat rust in eeuwigheid.
De “2” loopt als een rode draad dwars door de Genesis,
en brengt structuur in wat vooreerst niet denkbaar, leegte is.
Wie zoekt met ziel en zaligheid, vindt zo systematiek,
tussen de regels van een boek dat velen zien als dwaas reliek.
Bij aanvang, zo vertelt het boek, schiep God hemel en aarde,
de allereerste tegenstelling die de geest ontwaarde.
In die dagen, 6 precies, schiep God veelvuldigheid,
en herhaalde zo zeer vormenrijk de oerdualiteit.
Op dag 1 toen kwam tot stand: licht en duisternis,
het voorwaardelijk oercontrast, waardoor iets zichtbaar is.
De 2e dag verdeelde hij de wateren in tweeën,
met een uitspansel dat zich bevond tussen beide zeeën.
Op de 3e dag schiep God toen twee van die contrasten:
het droge in een waterplas én groen, dat met zaad of vrucht verraste.
Dag 4 stond in het teken van de zon en van de maan,
die al het reeds geschapene omreisden in hun baan.
De 5e dag bevolkte hij het boven en benee,
met vogels vliegend in de lucht en vissen in de zee.
Op dag 6 schiep hij opnieuw tweemaal met de “2”,
Vee en dieren in het wild, plus man en vrouw gedwee.
De tweeheid die naar voren komt in elk der scheppingsdagen,
toont zich ook nog duidelijker, aan wie het durft te vragen.
Zo ontwikkelt zich de schepping als dynamisch dualisme,
Het plant-, dier- en ook mensenrijk gedijt dankzij het schisme.