
VRAAGTEKEN
Wie ben ik toch?
Dat vraag ik me de laatste tijd vaak af.
Wie is het die zo naarstig zoekt,
hier tussen wieg en graf?
Een tijd lang is het hart gerust,
de zoektocht biedt houvast,
aan wie de diepte van de vraag niet peilt,
zolang hij ijverig maskers past.
Hobby, werk, lijf en relatie, sluiten naadloos aan,
op de leegte die ons randvol vult, in ons poedelnaakt bestaan.
Een tweede huid die je niet voelt, zolang hij lekker zit,
die vorm, kleur en ook aanzien geeft, sociaal wenselijke snit.
Maar toon ik nu mijn verenkleed, of dat van een ander,
vergeet ik dat ik hiermee niets aan het vraagteken verander.
Want welk statement dat ik hier zelfzeker nu ook maak,
het blijft toch maar een schijnvertoning, waarmee ik het oorsprongswonder laak.
Als een mens op aarde komt, of het leven weer verlaat,
heeft de omstander plots geen oog meer voor het vanzelfsprekend bont gewaad.
Het wonder is een maat te groot, voor wie zich angstig graag slank kleedt,
daarom nu acht ik het wijs dat je de mode gauw vergeet.
Want wie de vraag “wie ben ik?” stelt, staand voor zijn inloopkast,
ontdekt een leegte die heel sierlijk kleedt en buitengewoon goed past.